Folder Appeltje van Oranje

tekst binnenkant folder voor uitreiking prijzen Appeltjes van Oranje, Oranje Fonds

Reportage door Christel van Bebber - Fotografie van Prince Victor

'Handen zijn er niet om te slaan, maar om te liefkozen'
Het 3-jarig zoontje van Merolle wijkt nog geen seconde van haar zijde, doodsbang als hij is  haar te moeten loslaten. Hij was het dan ook die haar op sterven na dood vond achter een oude wasmachine in de tuin. "Mijn jongste heeft mijn leven gered," weet Merolle.

Op 22 september 2004 kreeg de van oorsprong Haïtiaanse vrouw een lift van een collega. Haar eveneens Haïtiaanse man zag haar in een vreemde auto thuiskomen en werd gek. Vijf uur lang heeft hij zwaar mishandeld terwijl ze vastgebonden zat. Het zuur waarmee hij haar uiteindelijk overgoot brandde haar huid weg, waardoor ze nog steeds tot in haar botten toe pijn heeft, maar ze leeft nog. Het dreigement om haar in de auto te stoppen en haar op de noordkant van het eiland van de rotsen af in zee te gooien, heeft haar man niet uitgevoerd. De auto startte niet.

Noë van 3, zijn zusjes Danny (9) en Michelline (8) en zijn broertje Jean-Errol (7) waren thuis toen het gebeurde. Vanuit de slaapkamer hebben ze hun moeder horen schreeuwen. "Noë zag later in de keuken al het bloed op de grond liggen en vroeg aan zijn vader wat er was gebeurd. Die vertelde dat hij een vogeltje had doodgemaakt."

Merolle vertelt haar verhaal op het eerste gezicht stoïcijns. Ze houdt zich sterk voor haar zoontje dat zich aan haar vastklampt. Af en toe kijkt ze naar de andere kant van de tafel, op zoek naar steun bij Rufina Werleman. Rufina is de maatschappelijk werkster bij de Fundacion pa Hende Muhe den Dificultad, de Stichting voor Vrouwen in Moeilijkheden.

De eerste zes maanden na haar tijd in het ziekenhuis bracht Merolle bij de Stichting door, in hun opvangtehuis. "Ik had geen familie op Aruba, maar ik heb zo veel hulp gekregen van de mensen van de stichting dat het nu voelt alsof ik hier wèl familie heb," zegt ze.

Sinds begin april woont Merolle weer op zichzelf, met haar kinderen. Niet meer in haar oude huis. Dat was leeggeroofd nadat Merolle in het ziekenhuis, de kinderen in een internaat en haar man in de gevangenis belandden. Maar met hulp van de Stichting kwam er een betaalbare volkswoning met meubels en met voldoende voedsel om het een tijdje uit te houden. Merolle kan af en toe zelfs weer lachen.

Creatief
Merolle is een van de 21 vrouwen die in 2004 in het opvangtehuis hebben gezeten. Haar verblijfsduur van een half jaar was extreem lang. Normaal blijven vrouwen maximaal 3 maanden en soms zijn ze na een dag alweer weg.

Over het algemeen wordt de eerste week van het verblijf vooral gebruikt om tot rust te komen, legt Werleman na haar spreekuur uit. "Natuurlijk werkt het voor iedere vrouw anders," zegt de enige maatschappelijk werkster van de Stichting. "Maar over het algemeen beginnen de echte gesprekken pas in de tweede week. Dan proberen we te weten te komen wat de vrouw met haar toekomst wil en daar proberen we dan naartoe te werken."

Het aantal vrouwen met problemen dat op zoek is naar hulp is vele malen groter dan de vrouwen die in de opvang terecht komen. Op kantoor meldden zich vorig jaar 154 vrouwen van allerlei nationaliteiten. Ongeveer de helft daarvan komt uit Aruba, de andere helft komt uit het buitenland.

"De daders zijn wel veelal Arubanen," weet voorzitter van de Stichting Yvonne Spellen uit ervaring. "Dat maakt het voor de vrouwen van buitenlandse afkomst extra lastig, want zij hebben een verblijfsvergunning die alleen geldig is zolang ze bij hun man wonen. Maak dan maar eens de beslissing om weg te gaan. De mannen maken er ook misbruik van. Dan dreigen ze de vrouwen aan te geven als ze hulp gaan vragen."

Het is een van de starre regels waar de hulpverleners tegenaan lopen. "Als vrouwen terug zouden willen naar het land waar ze vandaan komen, mogen ze hun op Aruba geboren kinderen ook niet meenemen zonder toestemming van de vader," zegt Spellen. "Maar als je weet dat vrouw en kinderen ernstig worden mishandeld, moet je af en toe creatief zijn."

Joan Coronel kan erover meepraten. Zij is als aan van de tien vrijwilligster bij de Stichting betrokken. "We moesten een keer een vrouw een aantal uren in veiligheid brengen voor het vliegtuig zou vertrekken," herinnert ze zich. "Haar buurvrouw had ons van het probleem op de hoogte gesteld. Uiteindelijk heeft zij beetje bij beetje wat spullen uit het huis van de vrouw gesmokkeld en over de muur gegooid. Wij hebben via via met de vrouw in een supermarkt afgesproken, waar we haar zogenaamd een lift hebben gegeven en zo is het uiteindelijk gelukt haar veilig het land uit te krijgen."

De aanwezigen grinnikken als ze zich het voorval herinneren. Het liep goed af.

Cijfers
En zo stroomt elke medewerker van de Stichting over van de verhalen. De negen bestuursleden, de tien vrijwilligers, de maatschappelijk werkster, maar ook de vier parttimers van het opvangtehuis en de man die zowel chauffeur, als persoonlijk bewaker als bode is. Ze vertellen over die ene vrouw met haar twee kinderen die de nacht in de tuin van het kantoor had doorgebracht. Of over die tienermoeder die na een moeilijke periode weer contact heeft met haar eigen moeder.

Voorzitter Yvonne Spellen weet nauwelijks waar ze moet beginnen als haar gevraagd wordt naar de werkzaamheden van de Stichting. "We doen zo veel. We zijn een soort octopus. Onze armen strekken zich uit naar allerlei organisaties in de samenleving. We voeren overleg met advocaten, met doktoren, met de woningbouw, met de politie, met immigratie, te veel om op te noemen. We organiseren praatgroepen, we houden inloopspreekuur en we treden zo veel mogelijk in de publiciteit om het taboe rond mishandeling te doorbreken."

Hoewel de problemen van de vrouwen die zich melden erg uiteenlopen, is mishandeling het meest voorkomende probleem. Hoe vaak het op Aruba voorkomt, weet niemand. "Cijfers worden niet bijgehouden," verzucht Spellen. "We hebben alleen onze eigen cijfers die we jaarlijks naar buiten brengen, maar wij vertegenwoordigen natuurlijk alleen het topje van de ijsberg. De politie houdt geen schema's bij en ook van doktoren krijgen we geen precieze gegevens door. We krijgen alleen te horen dat het 'heel vaak' voorkomt."

"En dat terwijl je handen er niet zijn om te slaan, maar om te liefkozen," zegt Morgan Arrindell, de vrijwilligster die zich bezichhoudt met het ontwikkelen van bewustmakingscampagnes.

Respect
Directeur John Hessen van het Mon Plaisir College is het met haar eens. Op zijn school geeft Rufina net voorlichting over mishandeling aan klas 1b van de mavo. Ze vertelt over hoe je geweld kunt herkennen, hoe je de moed kunt krijgen 'nee' te zeggen en over wat je moet doen om hulp te zoeken.

"Vroeger had je als jongen respect voor een meisje," weet hij nog. "Nu niet meer, als je soms ziet hoe ze met elkaar omgaan. Dat moet veranderd worden en daarom proberen we deze voorlichting in zo veel mogelijk klassen te geven."

Werleman gaat ook nog langs een andere school, voor een hart onder de riem bij Susan. De 44-jarige vrouw zat in mei 2004 een week in het opvangtehuis. Inmiddels werkt ze 's nachts in een hotel, zorgt ze alleen voor haar twee kinderen èn volgt ze een MBO-dagopleiding voor welzijnswerker, tussen meiden jong genoeg om haar dochter te zijn.

Er vloeien tranen bij het bezoek. "Zo veel vrouwen worden mishandeld," zegt Susan. "We worden zo goed geholpen door de Stichting en daarom ben ik zo blij met deze prijs. Behalve dat wij weer goed terecht komen is dit nòg een kroon op hun werk."

[kader in grijs]
Fundacion pa Hende Muhe den Dificultad
De Stichting voor Vrouwen in Moeilijkheden op Aruba bestaat dit jaar precies tien jaar. Beschermvrouwe Dora Koolman-Croes, de vrouw van oud-Gouverneur Koolman, heeft het initiatief genomen tot de Stichting om de positie van vrouwen te verbeteren en geweld in gezinsverband tegen te gaan. Een belangrijk onderdeel van de Stichting is het tehuis dat sinds vier jaar mishandelde vrouwen opvangt en hen helpt zich een positie te veroveren in de maatschappij. In die tijd hebben 77 vrouwen en hun 126 kinderen er een tijdelijk huis gevonden.